08.12.23

Sam De Graeve

Diestsepoort 15, 3000 Leuven // Stelplaats

Op Stelplaats in Leuven kan je het werk van Sam De Graeve bezichtigen.

Over Sam

De praktijk van Gents installatiekunstenaar en masterstudent Beeldende Kunsten (KASK), Sam De Graeve (°2000), bekleedt een terrein van verzet tegen de instrumentele rationaliteit door het onophoudelijke in vraag stellen van de wet van de taal en haar rol als raison  d’être van onze wereld. 

Het allegorische universum, dat zich doorheen de installaties van Sam De Graeve verweeft, propageert een revitalisering van de verloren subjectiviteit en de authentieke, irrationele bestaanswijze.

Met een gedurfde en speelse aanpak — onderschreven door continentale filosofie, literatuur,  poëzie en theologie — deconstrueert De Graeve kortom de relatie tussen de taal, het zijn en de ervaring door een ruimte van verbeelding te creëren die conventionele betekenissen en associaties ontregelt.

Artist statement

Dergelijke linguïstische relikwieën spoelen ongebreideld aan als exces van de robuuste neoliberale zondvloed der privatisatie. Opgestuwd door de valorisatie van het kapitaal, overstroomde het essentiële landschap van de mensheid waar het woord, verstikt van zijn creatieve adem, uiteindelijk verzoop. Eenmaal ontdaan van haar ‘onreine’ affectieve potentieel werd de taal  aan banden gelegd zodat ze niet langer de aandacht van de productieve standaarden kan afleiden; voortaan staat het woord in dienst van de nauw omschreven functie als koppelinstrument tussen  economische uitwisselingsprocessen. De zingeving en pracht die in de dagen van weleer het  geschreven teken een vitalisme inbliezen zijn ontheemd door het louter informatieve — vandaag heerst alleen de dode letter. Het stoffelijke overschot van de taal is als het ware gereïficeerd; de totaliteit van allerhande ‘woordobjecten’ en ‘naambeelden’ die nagenoeg uit de voegen van het urbanistische reservoir barsten worden strikt vormgegeven volgens een onverdraaglijk saai utilitair dogma. Dit houdt in dat woorden en zinnen geïsoleerd worden als autonome en zelf-referentiële eenheden waarbij de complexiteit, subjectiviteit en esthetische dimensie zijn onderdrukt. De waarde van taal wordt kortom gemeten aan de hand van in hoeverre het de gesacraliseerde almacht van de markt kan emaneren.

Het soort valse bewustzijn dat zich heeft ontwikkeld in de wending van het grote Verlichtingsproject, waar de nadruk op de rede, het individualisme en het scepticisme wordt gelegd, staat dan ook kritisch tegenover elke waarheid die een verband houdt met de sensibiliteit en esthetiek. Echter interesseert deze vorm van rationaliteit zich niet met het aangaan van een dialoog over het “goede leven,” maar beweert daarentegen definitieve en onbetwistbare oplossingen te leveren in de vorm van een ideologische kritiek dat zichzelf het karakter van de wetenschap heeft aangesmeerd.

Mitsdien dicteert de herculische taak die ons vandaag de dag te wachten staat niet enkel het  doorbreken van de begrensde en gestandaardiseerde semiotische patronen, maar dat de soortgelijke  subversieve strijd van een humoristische en brutale aard is. Door middel van groteske  vervormingen, parodieën en nonsensicale fratsen biedt de satire als kritiek ons de mogelijkheid om  op een indirecte en niet-frontale manier de absurditeit en hypocrisie van de bloederige ernst aan de  kaak de stellen. En tot dusverre heeft niets ‘de esprit de sérieux met zo’n razernij kapotgeslagen als  de aanvallen van het dadaïsme.’ Binnen de dadaïstische methodologie is het transgressieve ² potentieel van de militante ironie als een krachtig revolutionair instrument in de praktijk gebracht; dada-kunstenaars wisten technieken te ontwikkelen waar de Duitse cultuurfilosoof Peter Sloterdijk  naar verwijst als een procédé van gereflecteerde negatie: ‘een techniek van verstoring van de zin, een nonsens-procédé. Overal waar vaststaande “waarden”, hogere betekenissen en diepere zin verschijnen, past Dada de verstoring van de zin toe.’³

Huelsenbeck, in het bijzonder, bewijst zijn ongeëvenaarde bekwaamheid om de zin te verstoren door middel van zijn ironisch-polemische manier van spreken. De dada-dichter verklaart zich op een ‘ironisch-smerige wijze akkoord’ met het allerergste. Aan de hand van tegenstrijdige en ⁴ controversiële uitspraken trachtte hij de toeschouwer te provoceren om hun bestaande denkwijzen en waarden te ontregelen alsook om een ruimte te creëren ten gunste van nieuwe inzichten en reflectie.

Dit gezegd zijnde zal de desbetreffende theoretische omkadering uiteraard het concept van mijn in situ installatie onderschrijven. Mijn intentie is om graffiti-tags als objets trouvé te onderwerpen aan  een procédé van gereflecteerde negatie en deze te ontdoen van hun sierlijke vormloosheid,  fluïditeit, ambiguïteit en subjectiviteit volgens de richtlijnen van utilitaire paradigmata. Hiervoor  ben ik opzoek naar een openbare ruimte of verlaten terrein waar een cluster van tags is ontsprongen  — zoals geïllustreerd in de mock-up. Door dusdanig het taalgebruik van de afzichtelijke burgerlijk kapitalistische werkelijkheid in een juxtapositie te plaatsen met die van de taggeur, wiens praktijk  draait rond het manische aanbrengen van ego-geörienteerde naam-iconografie , ontstaat een mise- ⁵ en-scène die doordrongen is van een humoristisch absurdisme. In plaats van ons met een  gemakzuchtige naïviteit neer te leggen bij de ascetische, oppervlakkige en uniforme taalnormen  stelt de ironische polemiek een actieve betrokkenheid bij het vormgeven van verandering ter hand.  Het deconstrueert de conformistische cultuur van het kapitaal door middel van satire, parodie en  provocatie, door op een speelse wijze conventionele betekenissen en associates te vermengen en  ontregelen. Belangrijk is dat de ironische polemiek niet bedoeld is als louter vermaak of  destructieve kritiek; als esthetisch-politieke strategie dient het een ruimte te creëren waar men de  aannames en verwachtingen die ten grondslag van de taal en communicatie liggen in een kritisch  daglicht kan zetten en streven naar een herwaardering van de verbeeldingskracht en creativiteit.

Referenties

Baudelaire, C. (2004). Selected Poems. Penguin UK. ¹

Sloterdijk, P., & Davids, T. (1984). Kritiek van de cynische rede. De Arbeiderspers. ² 

Sloterdijk, P., & Davids, T. (1984). Kritiek van de cynische rede. De Arbeiderspers. ³

Sloterdijk, P., & Davids, T. (1984). Kritiek van de cynische rede. De Arbeiderspers. ⁴

Brohanszky, B. (2017). DELETE ELITE: Poetical Tendencies In Graffiti Art. Antwerp Academy Art Press. ⁵

Diestsepoort 15, 3000 Leuven

Open
Woensdag–Zondag
12:00–23:00